Boechari Boek 38

Volume 3, Boek 38, Nummer 504:

Verteld door Djabir bin ‘Abdoellah:

Ik vergezelde de Profeet op een reis en bereed een langzame kameel die achterop raakte ten opzichte van de anderen. De Profeet passeerde mij en vroeg: “Wie is dit?” Ik antwoordde: “Djabir bin ‘Abdoellah.” Hij vroeg: “Wat is het probleem, (waarom ben je laat)?” Ik antwoordde: “Ik ben een langzame kameel aan het bereiden.” Hij vroeg: “Heb je een stok?” Ik antwoordde bevestigend. Hij zei: “Geef het aan mij.” Toen ik het hem gaf, sloeg hij de kameel en vermaande hem. Daarna haalde die kameel de anderen in. De Profeet zei: “Verkoop hem aan mij.” Ik zei: “Het is (een cadeau) voor u, O Allah’s Apostel.” Hij zie: “Verkoop hem aan mij. Ik heb hem voor vier Dinaren (goudstukken) gekocht en jij kunt erop rijden tot Medina.” Toen we Medina naderden, ging ik richting mijn huis. De Profeet zei: “Waar ga je naar toe?” Ik zei: “Ik heb een weduwe getrouwd.” Hij zei: “Waarom heb je geen maagd getrouwd om elkaar lief te kozen?” Ik zei: “Mijn vader stierf en liet dochters achter, dus besloot ik om een weduwe (een ervaren vrouw) te trouwen (om op hen te passen).” Hij zei: “Goed gedaan.” Toen we Medina bereikten, zei Allah’s Apostel: “O Bilal, betaal hem (de prijs van de kameel) en geef hem extra geld.” Bilal gaf me vier Dinaren en één Qirat extra. (Een subverteller zei:) Djabir voegde eraan toe: “De extra Qirat van Allah’s Apostel ging nooit van mij heen.” De Qirat was altijd in Djabir bin ‘Abdoellah’s portemonnee.


Boechari index