Boechari Boek 60

Volume 6, Boek 60, Nummer 25:

Verteld door Ibn Abbaas:

De wet van Qisas (dat wil zeggen gelijkheid in straf) werd voorgeschreven voor de kinderen van Israël, maar de dija (dat wil zeggen bloedgeld was niet voor hen verordonneert). Dus Allah zei tot deze Natie (dat wil zeggen de moslims): “O jullie die geloven, de Qishash inzake doodslag is jullie verplicht: de vrije (mens) voor de vrije (mens), de slaaf voor de slaaf, de vrouw voor de vrouw. En degene die dan kwijtschelding van zijn broeder ontvangt, laat het dan gevolgd worden door een redelijke (eis van de eiser) en genoegdoening voor hem op een goede (manier, van de schuldige). Dat is een verlichting van jullie Heer en een Barmhartigheid en degene die dan daarna nog overtreedt [dat wil zeggen de moordenaar doodt na het nemen van het bloedgeld], voor hem is er dan een pijnlijke bestraffing.”(2:1178; (Siregar))

Volume 6, Boek 60, Nummer 26:

Verteld door Anas:

De Profeet zei: “De voorgeschreven Wet van Allah is de gelijkheid in bestraffing (dat wil zeggen Al- Qisas).” (In geval van moord, etc.).

Volume 6, Boek 60, Nummer 27:

Verteld door Anas:

Dat zijn tante, Ar-Roebai’een snijtand van een meisje brak. Mijn tante’s familie verzocht de familieleden van het meisje om vergeving maar zij weigerden; daarna stelden zij een compensatie voor, mar zij weigerden. Toen gingen zij naar Allah’s Apostel en weigerden alles behalve Al-Qisas (dat wil zeggen gelijkheid in straf). Dus Allah’s Apostel gaf het oordeel van Al-Qisas (dat wil zeggen gelijkheid van straf). Anas bin Al-Nadr zei: “O boodschapper van Allah! Zullen de snijtanden van Ar-Roebai gebroken worden? Nee, bij Hem Die u met de Waarheid stuurde, haar snijtand zal niet gebroken worden.” Allah’s Apostel zei: “O Anas! De voorgeschreven wet van Allah is gelijkheid in bestraffing (dat wil zeggen Al-Qisas.)” Daarop werden die mensen tevreden en vergaven haar. Toen zei Allah’s Apostel: “Onder Allah’s Aanbidders er zij sommigen die, als zij Allah’s Belofte (voor iets nemen, zal Allah hun beloften vervullen.”

Volume 6, Boek 60, Nummer 32:

Verteld door ‘Ata:

Dat hij Ibn ‘Abbaas het goddelijke vers hoorde reciteren:

“En voor diegene die kunnen vasten een keuze hadden te vasten, of iedere dag een arme te voeden.” (2:184) Ibn ‘Abbaas zei: "Dit vers is niet geabrogeerd, maar het is bedoeld voor oude mannen en oude vrouwen die niet de kracht hebben om te vasten, dus zouden ze gedurende het vasten iedere dag een arme moeten voeden. (in plaats van te vasten).”

Volume 6, Boek 60, Nummer 33:

Verteld door Nafi:

Ibn ‘Oemar reciteerde: “Ze hadden een keuze, of vasten of iedere dag een arme voeden…” en voegde toe: “Dit vers is geabrogeerd.”

Volume 6, Boek 60, Nummer 34:

Verteld door Salama:

Toen de Goddelijke openbaring: “Voor degenen die kunnen vasten, zij hadden een keuze te vasten, of iedere dag een arme te voeden,” (2.184) geopenbaard werd, was het toegestaan voor iemand om losgeld te geven en het vasten op te geven, tot het vers dat volgde werd geopenbaard en het abrogeerde.

Volume 6, Boek 60, Nummer 40:

Verteld door Nafi’:

Tijdens de verzoeking van Ibn Az-Zoebair kwamen twee mannen tot Ibn ‘Oemar en zeiden: “De mensen zijn verloren, en u bent de zoon van ‘Oemar en de metgezel van de Profeet, dus wat weerhoudt u ervan ten strijde te trekken?” Hij zei: “Wat mij weerhoudt, is dat Allah het vergieten van mijn broeders bloed verboden heeft.” Zij beiden zeiden: “Heeft Allah niet gezegd: ‘En strijd dan totdat er geen verzoeking meer is?’” Hij zei: “Wij streden totdat er geen verzoeking meer was en Allah alleen aanbeden werd (Maar jullie willen strijden totdat er verzoekingen zijn en totdat een ander dan Allah aanbeden wordt.”

Volume 6, Boek 60, Nummer 50:

Verteld door Nafi’:

Wanneer Ibn ‘Oemar de koran reciteerde, zou hij niet tot iemand spreken totdat hij zijn recitatie beëindigd had. Eens hield ik de koran en hij reciteerde soera al-Baqara uit zijn geheugen en toen stopte bij een bepaald vers en zei: “Weet u in welk verband dit vers was geopenbaard?” Ik antwoordde: “Nee.” Hij zei: “Het werd geopenbaard in zus-en-zo verband.” Ibn ‘Oemar hervatte toen zijn recitatie. Nafi voegde toe wat betreft het vers [2:223]: “…komt daarom tot uw akker, wanneer en hoe u wilt.” Ibn ‘Oemar zei: “Het betekent dat je je vrouw moet benaderen in...”

Volume 6, Boek 60, Nummer 51:

Verteld door Djabir:

Joden zeiden vroeger: “Als je seksuele gemeenschap met je vrouw heeft van haar rug, dan zal zij een scheel-ogend kind baren.” Dus dit vers werd geopenbaard: “Uw vrouwen zijn een akker voor u - komt daarom tot uw akker, wanneer en hoe u wilt.” (2:223)

Volume 6, Boek 60, Number 64:

Verteld door ‘Aïsja:

Toen de verzen van Soera Al-Baqarah over de woeker (dat wil zeggen Riba) werden geopenbaard, reciteerde de Profeet ze voor de mensen en verbood toen de handel van alcoholische likeuren.

Volume 6, Boek 60, Nummer 65:

Verteld door ‘Aïsja:

Toen de laatste verzen van Soera Al-Baqarah werden geopenbaard, ging Allah’s Apostel naar buiten en reciteerde ze in de Moskee en verbood de handel van alcoholische likeuren.

Volume 6, Boek 60, Nummer 66:

Verteld door ‘Aïsja:

Toen de laatste verzen van Soera Al-Baqarah werden geopenbaard, las de Profeet ze in de Moskee en verbood de handel van alcoholische likeuren. “En wanneer degene die schuldig is in moeilijkheden verkeert, geeft dan uitstel tot een makkelijker tijd (voor hem)…” (2.280)

Volume 6, Boek 60, Nummer 134:

Verteld door Aboe Qilaba:

Dat hij zat achter Oemar bin Abdoel Aziz en de mensen noemden en noemden (over Al-Qasama) en zij zeiden (verscheidene dingen), en zieden dat de kaliefen het toegestaan hadden. ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Aziz keerde richting Aboe Qilaba die achter hem was en zei: “Wat zeg jij, O ‘Abdoellah bin Zaid?” of zei, “Wat zeg jij, O Aboe Qilaba?”Aboe Qilaba zei: “Ik weet niet dat het doden van een persoon wettig is in islam behalve in drie gevallen: een getrouwd persoon die illegale seksuele gemeenschap pleegt, iemand die iemand onwettig heeft vermoord, of iemand die oorlog tegen Allah en Zijn Apostel voert.” ‘Anbasa zei: “Anas vertelt ons dit-en-dat.” Aboe Qilaba zei: “Anas vertelt mij deze zorg, zeggend, enkele mensen kwamen tot de Profeet en zij spraken hem zeggend: ‘Het klimaat van dit land past ons niet.’ De Profeet zei: ‘Deze zijn kamelen die ons toebehoren, en zij moeten uitgenomen worden naar de wei. Dus neem hen uit en drink hun melk en urine.’Dus namen zij hen en gingen erop uit en dronken hun urine en melk, en toen zij hersteld waren, vielen zij de schaapsherder aan, doodden hem en dreven de kamelen weg.’ Waarom moet er uitstel zijn in hun te bestraffen aangezien zij (een persoon) vermoorden en oorlog voerden tegen Allah en Zijn Apostel en Allah’s Apostel bang maakten? Anbasa zei: “Ik getuig de uniekheid van Allah!” Aboe Qilaba zei: “Verdenkt u mij?” ‘Anbasa zei: “Nee, Anas vertelde die (Hadieth) ons.”Toen voegde ‘Anbasa eraan toe: “O de mensen van zo’n-en-zo’n (land), u zult in goede staat blijven zolang Allah deze (man) en soortgelijke (mannen) onder u houdt.”

Volume 6, Boek 60, Nummer 236:

Verteld door Aboe Hoeraira:

…Dus zullen zij naar Jezus gaan en zeggen: “O Jezus! U bent Allah’s Apostel en Zijn Woord die Hij naar Maria stuurde, en een verheven ziel geschapen door Hem, en u sprak tot de mensen toen zij nog in de wieg lagen. Alstublieft bemiddel voor ons met uw Heer. Ziet u niet in welke toestand we zijn?” Jezus zal zeggen: “Mijn Heer is vandaag boos geworden zoals Hij nooit eerder was en nooit zal zijn. Jezus zal niet één zonde noemen…

Volume 6, Boek 60, Nummer 260:

Verteld door Aboe Hoeraira:

Allah’s Apostel zei: “Adam en Mozes ontmoetten elkaar, en Mozes zei tegen Adam: “U bent degene die mensen ellendig maakt en hen uit het Paradijs keerde.” Adam zei tegen hem: “U bent degene die Allah uitkoos voor Zijn boodschap en die Hij uitkoos voor Zichzelf en op wie Hij de Thora openbaarde.” Mozes zei: “Ja.” Adam zei: “Vond u dat geschreven in mijn lot voor mijn schepping?” Mozes zei: “Ja.” Dus Adam overmande Mozes met dit argument.”

Volume 6, Boek 60, Nummer 294:

Verteld door Aboe Hoeraira:
Allah’s Apostel stond op toen het vers: “En waarschuw jouw naaste familieleden.” (26:214) werd geopenbaard en zei: “O Qoeraisj mensen! Koop uzelf ! Ik kan u niet redden van Allah (als je Hem ongehoorzaamt). O ‘Abbaas ’s! De zoon van ‘Abdoel Moettalib! Ik kan u niet redden van Allah (als je Hem ongehoorzaamt). O Safia, (de tante van Allah’s Apostel) Ik kan u niet redden van Allah (als je Hem ongehoorzaamt). O Fatima, de dochter van Mohammed! Vraag mij iets van mijn rijkdom, maar ik kan u niet redden van Allah (als je Hem ongehoorzaamt).

Volume 6, Boek 60, Nummer 335:

Verteld door ‘Abdoella:

Een (joodse) rabbi kwam tot Allah’s apostel en zei: “O Mohammed! Wij leren dat Allah alle hemelen op één vinger plaatst, en de aarde op één vinger, en de bomen op één vinger, en het water en stof op één vinger, en alle andere schepselen op één vinger. Dan zal Hij zeggen: ‘Ik ben de koning’. Daarop lachte Mohammed zodat zijn voortanden zichtbaar werden, en dat was de bevestiging voor de rabbi. Vervolgens reciteerde Allah’s Apostel:
‘Zij waarderen Allah niet volgens Zijn Waardigheid.’ (Soera 39: 67)

Volume 6, Boek 60, Nummer 336:

Verteld door Aboe Hoeraira:

Ik hoorde Allah’s Apostel zeggen: “Allah zal de hele aarde vasthouden en alle hemelen oprollen in zijn Rechterhand, en dan zal Hij zeggen: “Ik ben de Koning; waar zijn de koningen der aarde?”’




Boechari index