Boechari Boek 84

Volume 9, Boek 84, Nummer 57:

Verteld door ‘Ikrima

Enkele Zanadiq (atheïsten) werden gebracht naar ‘Ali en hij verbrande hen. Het nieuws van deze gebeurtenis bereikte Ibn ‘Abbaas die zei: “Als ik in zijn plaats was, zou ik hen niet verbrand hebben, omdat Allah’s Apostel het verbood, zeggend: ‘Bestraf niet iemand met Allah’s bestraffing (vuur).’ Ik zou hen gedood hebben volgens de uitspraak van Allah’s Apostel: ‘Iemand die van zijn islamitische religie verandert, dood hem.’

Volume 9, Boek 84, Nummer 58:

Verteld door Aboe Boerda:

Aboe Moesa zei: “Ik kwam tot de Profeet samen met twee mannen (van de stam) Aj’ariyin, één aan mijn rechterzijde en de andere aan mijn linker, terwijl Allah’s Apostel zijn tanden aan het poetsen was (met een Siwak), en beide mannen vroegen hem voor werk. De Profeet zei: ‘O Aboe Moesa (O ‘Abdoella bin Qais!). Ik zei: ‘Bij Hem Die u met de Waarheid zond, deze twee mannen vertelden mij niet wat in hun harten was en ik realiseerde niet dat zij werk zochten.’ Toen ik nu aan het kijken was hoe zijn Siwak naar een hoek onder zijn lippen getrokken werd, zei hij: ‘We wijzen nooit iemand aan voor onze zaken die werk zoekt. Maar O Aboe Moesa! (of ‘Abdoella bin Qais!) Ga naar Jemen.’” De Profeet dan zond Moe’adh bin Djabal achter hem aan en toen Moe’adh hem bereikte, spreidde hij een kussen voor hem uit en vroeg hem om te gaan zitten. Zie: Er was een geboeide man naast Aboe Moeisa. Moe’adh vroeg: “Wie is deze man?” Aboe Moeisa zei: ‘Hij was een jood en werd een moslim keerde toen terug naar het Jodendom.” Toen verzocht Aboe Moeisa Moe’adh om te zitten maar Moe’adh zei: ‘Ik zal niet zitten totdat deze man gedood wordt. Dit is het vonnis van Allah en Zijn apostel.” En herhaalde het drie keer. Toen gebood Aboe Moesa dat de man gedood wordt en hij werd gedood. Aboe Moesa voegde toe: “Vervolgens bespraken wij de nachtgebeden en één van ons zei: ‘Ik bid en slaap, en ik hoop dat Allah mij zal onderscheiden voor mijn slaap als ook voor mijn gebeden.’”

Volume 9, Boek 84, Nummer 59:

Verteld door Aboe Hoeraira:

Toen de Profeet stierf en Aboe Bakr zijn opvolger werd en enkele van de Arabieren terugkeerden naar ongeloof, zei ‘Oemar: “O Aboe Bakr! Hoe kun je deze mensen bevechten hoewel Allah’s Apostel zei: ‘Ik ben geboden om de mensen te bevechten totdat zij zeggen: ‘Geen heeft het recht om aanbeden te worden dan Allah,’ en degene die zegt: ‘Geen heeft het recht om aanbeden te worden dan Allah’, zal Allah zijn eigendommen en zijn leven van mij sparen, tenzij (hij iets doet waarvoor hij wettige bestraffing ontvangt) rechtmatig, en zijn zijn verrekening zal zijn met Allah?” “Aboe Bakr zei: “Bij Allah! Ik zal vechten degene die differentieert tussen gebeden en zakaat aangezien zakaat het recht is om te worden genomen van het bezit (volgens Allah’s geboden). Bij Allah! Als zij weigeren om mij zelfs een geitje te betalen zoals zij vroeger aan Allah’s Apostel betaalden, zal ik tegen hen vechten voor het achterhouden.” ‘Oemar zei: “Bij Allah: Het was niets, maar ik merkte op dat Allah Aboe Bakr’s hart opende richting de beslissing om te vechten, daarom realiseerde ik me dat zijn besluit juist was.”

Volume 9, Boek 84, Nummer 64:

Verteld door ‘Ali:

Wanneer ik u een verhaal vertel van Allah’s Apostel, bij Allah, zou ik liever uit de lucht vallen dan een verkeerde uitspraak aan hem toeschrijven, maar als je iets vertel tussen en mij en u (niet een Hadieth) dan was het inderdaad een truc (dat wil zeggen: ik mag dingen zeggen om alleen mijn vijanden te bedriegen). Geen twijfel hoorde ik Allah’s Apostel zeggen: Tijdens de laatste dagen zullen er enkele jonge dwaze mensen verschijnen die de beste woorden zullen zeggen maar hun geloof zal niet verder gaan dan hun kelen (dat wil zeggen zij hebben geen geloof)) en zullen hun religie verlaten zoals een pijl zijn doel mist. Dus, waar je hen vindt, dood hen, want degene die hen doodt zal beloond worden op de Dag der Opstanding.



Boechari index