Moeslim Boek 10

Hoofdstuk 30: DE PRIJS VAN EEN HOND, HET ZOETE VAN EEN KAHIN, DE VERDIENSTEN VAN EEN PROSTITUEE EN HET VERKOPEN VAN EEN CAT ALLEMAAL VERBODEN

Boek 10, Nummer 3803:

Aboe Mas’oed al-Ansari (moge Allah tevreden met hem zijn) deed verslag dat Allah’s Boodschapper (vrede zij met hem) verbood het in rekening brengen van de prijs van de hond, en de inkomsten van een prostituee en zoetigheden aangeboden aan een kahin.

Boek 10, Nummer 3804:

Een soortgelijke hadieth is verteld geworden op het gezag van Aboe Mas’oed via een andere keten van overbrengers.

Boek 10, Nummer 3805:

Rafi b. Chadie (moge Allah tevreden met hem zijn) deed verslag: Ik hoorde Allah’s Apostel (vrede zij met hem) zeggend: De slechtste inkomsten zijn de inkomsten van een prostituee, de prijs van een hond en de inkomsten van een cupper.

Boek 10, Nummer 3806:

Rafi b. Chadie deed verslag van Allah’s Boodschapper (vrede zij met hem) door te zeggen: De prijs van een hond is onheil, de inkomsten van een prostituee is onheil en de inkomsten van een cupper is onheil.

Boek 10, Nummer 3807:

Een soortgelijke hadieth is verteld geworden op het gezag van Rifi’b. Chadie via een andere keten van overbrengers.

Boek 10, Nummer 3808:

Aboe Zoebair Zei: Ik vroeg Djabir over de prijs van een hond en een kat, hij zei: Allah’s Boodschapper (vrede zij met hem) keurde dit af.

Hoofdstuk 31: GEBOD VAN HET DODEN VAN HONDEN EN DAT ZIJN ABROGATIE, EN HET VERBIEDEN VAN HEN TE HOUDEN DAN VOOR JAGEN EN BESCHERMING VAN LANDERIJEN OF KUDDES OF IETS SOORTGELIJKS.

Boek 10, Nummer 3809:

Ibn ‘Oemar (moge Allah tevreden met hen zijn) deed verslag dat Allah’s Boodschapper (vrede zij met hem) het gebod gaf om honden te doden.

Boek 10, Nummer 3810:

Ibn ‘Oemar (moge Allah tevreden met hen zijn) deed verslag dat Allah’s Boodschapper (vrede zij met hem) gebood om honden te doden, en hij stuurde (mannen) naar de hoeken van Medina dat zij moeten worden gedood.

Boek 10, Nummer 3811:

Abdoellah (b. Oemar) (Allah moge tevreden met hen zijn) deed verslag: Allah’s Boodschapper (vrede zij met hem) gebood het doden van honden en we zullen (mannen) in Medina sturen en zijn hoeken en we spaarden geen hond die wij niet doden, zoveel zodat we de hond doodden die de natte vrouwtjeskameel begeleidde behorend tot het volk van de woestijn.

Boek 10, Nummer 3812:

Ibn Oemar (moge Allah tevreden met hem zijn) deed verslag dat Allah’s Boodschapper (vrede zij met hem) het doden gebood van honden behalve de hond getemd voor het jagen, of het bewaken van de kudde schapen of andere gedomesticeerde dieren. Het werd gezegd tot Ibn Oemar (moge Allah tevreden met hem zijn) dat Aboe Hoeraira (moge Allah tevreden met hem zijn) spreekt van (een uitzondering) over de hond voor het bewaken van het veld, waarop hij zei: Sinds Aboe Hoeraira (moge Allah tevreden met hem zijn) het land bezat.

Boek 10, Nummer 3813:

Aboe Zoebair hoorde Djabir b. ‘Abdoellah (moge Allah tevreden met hem zijn) zeggen: Allah’s Boodschapper (vrede zij met hem) gebood ons honden te doden, en wij voerden deze opdracht uit in die mate dat we ook de hond doden komend met een vrouw uit de woestijn. Toen verbood Allah’s Apostel (vrede zij met hem) hun doden. Hij (de Heilige Profeet) zei verder: Het is uw plicht de gitzwarte (hond) die twee vlekken (op de ogen) heeft, want hij is ene duivel.

Boek 10, Nummer 3814:

Ibn Moeghaffal deed verslag: Allah’s Boodschapper (vrede zij met hem) gebood het doden van honden en zei toen: wat is het probleem met hen (het volk van Medina)? Hoe zijn honden een plaag voor hen (de burgers van Medina)? Hij stond toen honden toe voor het jagen en (de bescherming van) kuddes. In de hadieth overgeleverd op het gezag van Jahja, stond hij (de Heilige Profeet) het houden van honden toe voor (de bescherming van) kuddes, voor het jagen en (de bescherming van) gecultiveerd land.

Boek 10, Nummer 3815:

Ibn Oemar (moge Allah tevreden met hem zijn) deed verslag van Allah’s Boodschapper (vrede zij met hem) die zegt: Hij die een hond houdt anders dan bedoeld voor het bewaken van kudde of voor het jagen verliest iedere dag uit zijn daden gelijk aan twee qirat.

Boek 10, Nummer 3816:

Salim deed verslag op het gezag van zijn vader dat Allah’s Apostel (vrede zij met hem) zei: Hij die een hond houdt anders dan één bedoeld voor jagen of voor het hoeden van de kudde, verliest twee qirat van zijn beloning iedere dag.

Boek 10, Nummer 3817:

Ibn ‘Oemar deed verslag van Allah’s Boodschapper (vrede zij met hem) zeggend Hij die een hond houdt anders dan één bedoeld voor jagen of voor het hoeden van de kudde verliest van zijn daden (gelijk aan) twee qirat iedere dag.

Boek 10, Nummer 3818:

Salim b. ‘Abdoellah deed verslag op het gezag van zijn vader dat Allah’s Boodschapper (vrede zij met hem) zei: Hij die een hond houdt anders dan één bedoeld voor het hoeden van de kudde of voor jagen zou iedere dag twee qirat van zijn goede daden verliezen. ‘Abdoellah en Aboe Hoeraira zeiden ook: Of een hond bedoeld voor het bewaken van het veld.

Boek 10, Nummer 3819:

Salim b. ‘Abdoellah deed verslag op het gezag van zijn vader dat Allah’s Boodschapper (vrede zij met hem) zei: Hij die een hond houdt anders dan één bedoeld voor het jagen of voor de bescherming van de kudde zal twee qirat van zijn daden iedere dag verliezen. Aboe Hoeraira (Allah moge tevreden met hem zijn) was gewoon te zeggen: Of de hond bedoeld voor het bewaken van het veld, en hij was de eigenaar van het land.

Boek 10, Nummer 3820:

Salim b. ‘Abdoellah deed verslag op het gezag van zijn vader dat Allah’s Boodschapper (vrede zij met hem) zei: Wie onder de eigenaars van het huis een hond houdt ander dan één bedoeld voor het houden van de kudde of voor het jagen verliest twee qirat van zijn daden iedere dag.

Boek 10, Nummer 3821:

Ibn Oemar (moge Allah tevreden met hem zijn) deed verslag van Allah’s Boodschapper (vrede zij met hem) zeggend Hij die een hond houdt anders dan één bedoeld voor het bewaken van de velden of kuddes of jagen zal één qirat van zijn beloning (bij God) iedere dag verliezen

Boek 10, Nummer 3822:

Aboe Hoeraira deed verslag van Allah’s Boodschapper (vrede zij met hem) zeggend Hij die een hond houdt dat noch bedoeld is voor jagen noch voor het hoeden van de dieren noch voor het bewaken van de velden zal twee qirat iedere dag verliezen van zijn beloning; en de velden worden niet genoemd in de hadieth overgebracht door Aboe Tahir.

Boek 10, Nummer 3823:

Aboe Hoeraira (moge Allah tevreden met hem zijn) deed verslag van Allah’s Boodschapper (vrede zij met hem) zeggend Hij die een hond houdt behalve voor het bewaken van de kudde, of het jagen of voor het bewaken van de velden, zal twee qirats beloning iedere dag verliezen. Zoehri zei: De woorden van Aboe Hoeraira (moge Allah tevreden met hem zijn) werden bekend gemaakt aan Ibn Oemar zeggend Moge Allah genade hebben met Aboe Hoeraira; hij bezat een veld.

Boek 10, Nummer 3824:

Aboe Hoeraira (moge Allah tevreden met hem zijn) deed verslag van Allah’s Boodschapper (vrede zij met hem) zeggend Hij die een hond houdt zal uit zijn daden verliezen gelijk aan één qirat iedere dag behalve (één gehouden) voor het bewaken van het veld of de kudde.

Boek 10, Nummer 3825:

Een soortgelijke hadieth is verteld geworden op het gezag van Aboe Hoeraira.

Boek 10, Nummer 3826:

Deze hadieth is verslagen op het gezag van Jahja b. Aboe Kathir met dezelfde keten van overbrengers.

Boek 10, Nummer 3827:

Aboe Hoeraira (moge Allah tevreden met hem zijn) deed verslag van Allah’s Boodschapper (vrede zij met hem) zeggend Hij die een hond houdt, maar niet bedoeld voor het jagen of voor het bewaken van de kudden, zal één qirat van zijn beloning verliezen iedere dag.

Boek 10, Nummer 3828:

Soefjaan b. Aboe Zoehair (hij was een persoon behorend tot de stam van Sjanoe’a en was te midden van de Metgezellen van Allah’s Boodschapper [vrede zij met hem]) zei: Ik hoorde de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) die zie: Hij die een hond houdt (anders dan dat) wat onmisbaar is voor het bewaken van de velden of de dieren zal één qirat uit zijn daden verliezen iedere dag. As-Sa’ib b Jazid (één van de vertellers) zei: Hoorde je het van Allah’s Boodschapper (vrede zij met hem)? Hij zei: Ja, door de Heer van deze moskee.

Boek 10, Nummer 3829:

Deze hadieth is verteld geworden op het gezag van Soefjaan b. Aboe Zoehair al-Sjana’i

Boek 10, Nummer 3901:

Djabir (moge Allah tevreden met hem zijn) deed verslag: Er kwam een slaaf en beloofde trouw aan Allah’s Apostel (vrede zij met hem) over migratie; hij (de Heilige Profeet) wist niet dat hij een slaaf was. Daarna kwam zijn meester en eiste hem terug, waarop Allah’s Apostel (vrede zij met hem) zei: Verkoop hem aan mij. En hij kocht hem voor twee zwarte slaven, en daarna nam hij geen trouw van iemand af totdat hij hem gevraagd had of hij een slaaf (of een vrije) was.


Moeslim index