HOOFDSTUK VIII

DE LIEFDE, DIE OVERWINT

Ware Christenen zijn overal en altijd de beste en trouwste vrienden van de Mohammedanen. Alleen wanneer christelijke arbeid is verricht op een onchristelijke wijze, of als Christenen zich onchristelijk gedroegen, dán bleek zulk een Christendom de bitterste vijand van onze Mohammedaansche broeders te zijn. Niet door de Kruistochten, maar door Raymond Lullus werd de ware geest van het Christendom aan den Islam in de


44

Middeleeuwen opnieuw gebracht; niet uit het bombardement van Jiddah in 1858, maar uit de stichting van het Robert-College in 1864 sprak de oprechte liefde der Christenen ten opzichte van de Mohammedaansche wereld; noch de veldtocht der Italianen in Tripolis, noch de terechtstellingen door de Russen in Teheran, noch de gruwelen van de Grieken in Smyrna, maar het werk, dat dag aan dag gedaan is in de Zendingshospitalen van Noord-Afrika en van het Nabije Oosten, de door verschillende organisaties verleende onderstand en de liefdedienst der Medische Zending van Fez tot Kirman toonden den geest van het Evangelie.

In het hoofdstuk over „de tafel” in den Koran komt een merkwaardig vers – het 85ste – voor, dat onze aandacht verdient, omdat het deze zelfde waarheid openbaart, door den Profeet zelf slechts half begrepen, een waarheid, waarop thans, meer dan ooit, de nadruk dient gelegd: „Gij zult zeker ontdekken, dat degenen, die de ware geloovigen het naast staan, zij zijn, die zich Christenen noemen; dat komt, omdat onder hen priesters en monniken zijn, en omdat zij niet hoogmoedig zijn”. Al Baidhawi, de groote uitlegger van den Koran, geeft de volgende verklaring van dezen tekst: Door hun vriendelijkheid en teerhartigheid, hun geringe begeerten voor dit leven en hun groote liefde voor wetenschap en arbeid nemen zij den waren godsdienst aan, wanneer zij dien als waar hebben erkend; of, indien niet, dan zijn zij tenminste bescheiden en niet zoo aanmatigend als de joden. Zoo leeren deze woorden ons, dat


45

nederigheid, een leerzame geest en het vlieden van de kwade begeerten zelfs in de ongeloovigen te prijzen zijn.”

Ondanks den steek aan het slot van deze verklaring, hebben Al Baidhawi en andere uitleggers ons hier den zekersten weg gewezen, waarlangs wij onze Mohammedaansche broeders kunnen benaderen om hen voor Christus te winnen. Nederigheid, zachtmoedigheid en liefde spaken een taal, die overal verstaan wordt en die niet weersproken kan worden. Zij werd verstaan door Mohammed in het begin van zijn loopbaan, toen hij Christelijke monniken en leeraars ontmoette; en zij wordt door zijn volgelingen heden ten dage nog verstaan.

Een hartstochtelijke liefde voor de ziel der Moslims beteekent daarom nog niet, dat wij tot elken prijs tot overeenstemming of verzoening moeten komen. „De wonden van een vriend worden te goeder trouw geslagen.” Wie den Moslim werkelijk liefheeft, mag zich zeker niet ontveinzen, dat hij, als een bekwaam chirurg, met vaste, zekere hand moet snijden waar dat noodig is en zonder aanzien des persoons, het volle licht moet laten vallen op de inwendige ontsteking.

Toch is dit nog maar een deel van de genezing der zielen. De heelmeester wondt om te heelen. De groote Medicijnmeester handelt zorgvuldig en vriendelijk. In tijden, waarin de Moslims terecht zijn geprikkeld door de politieke aanvallen van christelijke mogendheden of het bij wijlen on-christelijk gedrag der zoogenaamde vertegenwoordigers van het Christendom, mogen wij wel den nadruk leggen op den dienst der vriendschap


46

en het pleit voeren voor wat minder van den geest der twisting en wat meer van den geest van het Kruis; niet voor minder ijver in den aanval op de vesting der dwalingen, maar wèl voor meer ijver in den liefdedienst aan gewonden en stervenden in de loopgraven.

In dit verband halen wij een brief aan van een zendeling in Perzië: Indien er één fout gemaakt is op de Conferentie van Lucknow in 1911, dan was het deze, dat men te veel gewicht heeft gehecht aan de verstandelijke en taalkundige voorbereiding van arbeiders onder de Moslims en te weinig aan hun geestelijke voorbereiding. Zou ’t niet mogelijk zijn, dat wij ons volkomen op de hoogte stellen van de bedoelingen onzer tegenstanders en daarbij onwetend blijven omtrent onze eigen ? Een cursus in practische vroomheid en toegepast Christendom is van meer nut dan heel wat kennis van strategie en statistiek. Paulus heeft weinig of niets bereikt, toen hij poogde zich aan te passen aan de critisch-aangelegde Atheners, door hun te laten merken, hoeveel hij van hun godsdienst wist, maar des te meer, toen hij te Corinthe arbeidende, van niets anders wenschte te weten dan van Jezus Christus en Dien gekruist!'

De naaste weg tot het hart van den Mohammedaan is de weg van de liefde Gods, de weg van het Kruis. »Al ware het, dat ik de talen der menschen en der engelen sprak, en de liefde niet had, zoo ware ik een klinkend metaal of luidende schel geworden. De liefde is lankmoedig, zij is goedertieren; de liefde is niet


47

afgunstig; de liefde handelt niet lichtvaardiglijk, zij is niet opgeblazen; zij handelt niet ongeschiktelijk, zij zoekt zichzelve niet; zij wordt niet verbitterd, zij denkt geen kwaad; zij verblijdt zich niet in de ongerechtigheid, maar zij verblijdt zich in de waarheid; zij bedekt alle dingen, zij gelooft alle dingen, zij hoopt alle dingen, zij verdraagt alle dingen.”

Waar deze liefde het karakter en de houding van den zendeling bepaalt, zal hij ongetwijfeld van de lippen van den Moslim hooren: „en gij zult zeker ervaren, dat het toch de Christenen zijn, die de trouwe geloovigen het meest liefhebben.”


INHOUD